top of page

Interview Maaike Rikhof

Op 29 januari 2025 heb ik een erg waardevol gesprek gehad met Maaike Rikhof over haar rol als conservator en over inclusiviteit. Ik ben erg dankbaar dat Maaike al mijn vragen heeft beantwoord en hierover in gesprek wilde.

Maaike Rikhof in het Singer Laren museum - Daphne Lucker
Maaike Rikhof in het Singer Laren museum - Daphne Lucker

Als conservator speel je een grote rol in het opstellen van een collectie. Wat zijn de veranderingen binnen deze rol die je de laatste tijd hebt gezien als het gaat om inclusiviteit?

Om mij heen hoor ik vaak dat er in de afgelopen twee decennia veel is veranderd binnen het beroep van conservator. Zelf heb ik natuurlijk niet de afgelopen twee decennia meegemaakt, maar ik kan hier wel wat over vertellen. Een conservator is traditioneel gezien iemand die een grote onderzoekende rol heeft, met een sterke academische grondslag. Dit betekent dat het vak vaak meer bedoeld was voor professionals en vakgenoten, mensen met een achtergrond in kunstgeschiedenis. Dit is de afgelopen tijd veranderd: het gaat niet meer alleen om het presenteren aan het publiek, maar ook om luisteren naar het publiek. Dit betekent niet meer hoog in een ivoren toren zitten, maar luisteren naar de stemmen van mensen en (in co-creatie) samenwerken met adviescommissies.


Vanuit welke motivatie starten jullie met het belichten van een bepaalde groep (zoals drag gemeenschappen)?

Meestal begint het met dat we het zelf heel belangrijk vinden dat de kunstgeschiedenis die je uitdraagt een betere reflectie geeft van de maatschappij. Het verleden is veel diverser geweest dan wat er nu verteld wordt. Er zijn altijd meer vrouwelijke kunstenaars geweest dan de vrouwen die we tot nu toe in de boeken hebben gezien. Rond 1900 was bijvoorbeeld één op de vijf kunstenaars in Nederland een vrouw. We willen veel meer recht doen aan de historische werkelijkheid. Bij The Art of Drag ging het erom dat we konden laten zien dat drag niet alleen iets van nu is, maar al heel lang bestaat, en dat het ook in de kunst gevierd werd.


Je gaat ook om met verschillende groepen mensen, zoals drag gemeenschappen. Hiervoor zeg je een klankbordgroep te hebben gebruikt. Kun je hier meer over vertellen?

Hierbij kijk ik even naar The Art of Drag specifiek. Bij sociaal-geëngageerde tentoonstellingen kan en wil je niet alleen vanuit jezelf en je eigen rol spreken; een museum heeft altijd blinde vlekken en je kan niet voor een gehele gemeenschap spreken. Hier komen ook andere aspecten bij kijken, zoals interne veranderingen. Denk hierbij aan genderneutrale toiletten, maar ook aan samenwerken met een adviescommissie. Gelukkig was dit geen enkel probleem en werd het goed opgepakt. Ook hebben we de mensen die we om hun mening vroegen daarvoor betaald. Verder hebben we ervoor gezorgd dat we een grote, diverse groep betrokken uit verschillende steden in Nederland, met verschillende leeftijden, culturele achtergronden en genderidentiteiten.

 

Welke positieve en negatieve reacties hebben jullie ontvangen op deze tentoonstellingen?

Er is natuurlijk altijd een kans dat niet iedereen er blij mee is, maar het viel ons eigenlijk nog mee. We hebben geprobeerd om onze grootste doelgroep – vaak 55-plussers met een museumjaarkaart – te combineren met nieuwe doelgroepen. Hierbij gebruiken we bijvoorbeeld de Nederlandse taal op B1-niveau en leggen we termen zoals queer ergens uit. Onze insteek was vooral om dit onderwerp op een waardige manier te presenteren voor de mensen met geleefde ervaringen. Dat personen uit de doelgroepen zelf zich erin zouden te herkennen. Tegelijkertijd wilden we een brug slaan naar mensen die er minder bekend mee zijn. Gelukkig werkte dit goed en waren de reacties positief. We merkten ook dat we meer jonge bezoekers trokken dan normaal.

Natuurlijk kregen we ook negatieve reacties, maar die kwamen vooral van mensen die al een vooroordeel hadden en niet echt de tijd namen om de tentoonstelling in zich op te nemen. Dit zagen we bijvoorbeeld terug in het gastenboek, waar opmerkingen stonden zoals "Vond het niks, dus was binnen een minuut weer weg." Dat is lastig, want binnen een minuut kun je een tentoonstelling nauwelijks echt ervaren.

Dit zagen we ook bij de tijdelijke presentatie Vrouwen in de Schutterszaal, waar we vaak hoorden dat vrouwen daar "helemaal niet thuishoorden". Toch vinden we dat we niet in het verleden moeten blijven hangen zoals het nu is, want ook de geschiedschrijving verandert en nieuwe ontdekkingen worden gedaan. Helaas kun je niet iedereen tevreden stellen, maar daar moet je soms ook niet wakker van liggen.

Esther: Ik heb er zelf soms ook moeite mee als tegen mij wordt gezegd dat mijn scriptie helemaal niet nodig is, of als anderen de noodzaak ervan niet inzien. Ik merk dat dit soms lastig is, vooral in docententeams op middelbare scholen, waar docenten vaak een heel andere belevingswereld hebben dan ik.

Ik denk dat als mensen zeggen dat ze er persoonlijk geen behoefte aan hebben, dit komt omdat ze zichzelf al vertegenwoordigd voelen binnen de kunst.


Welke toekomstige stappen wil je nog zetten of zou je graag zien als het gaat om de onderbelichting van bepaalde groepen?

Zelf ben ik bezig met het verwerven van kunst door vrouwen binnen de collectie van werken rond 1900. Alle kunstwerken die ik tot nu toe heb verworven, zijn van vrouwelijke kunstenaars geweest, maar ik wil dit zo intersectioneel mogelijk maken. Vrouwelijke kunstenaars die er rond 1900 waren en die we nu kennen, waren vaak wit en afkomstig uit de hogere middenklasse. Lange tijd mochten vrouwen bijvoorbeeld niet naar de kunstacademie, waardoor de kunstwereld lange tijd een uniforme groep bleef. Ze kwamen in ieder geval bijna allemaal uit een financieel welvarende achtergrond.

Etniciteit vormt daarom een uitdaging binnen deze collectie. Graag wil ik meer kunstwerken verwerven voor mijn deelcollectie door vrouwelijke kunstenaars van kleur en Zwarte vrouwelijke kunstenaars. Voor Singer Laren heb ik me gericht op de emancipatie van vrouwen vanuit een feministisch perspectief, en nu wil ik me meer richten op het klasse-perspectief. Museumruimtes hangen nu vaak vol met portretten van rijke mensen. Frans Hals was hierop een uitzondering, maar ik zou dit ook graag in andere eeuwen beter willen weerspiegelen.


Wat denk jij dat de invloed van het onderwijs is op musea, en andersom?

Voor ons is onderwijs enorm waardevol. We hebben een grote groep museumdocenten en dat is heel belangrijk. Je kunt wel bedenken om iets tentoon te stellen, maar realistisch gezien lezen de meeste jongeren het tekstbordje niet of vergeten ze het snel. Daarom is het altijd waardevol om als conservator te sparren met collega’s van de Educatie-afdeling. We begeleiden schoolklassen, maar ook andere doelgroepen; zo bieden we bijvoorbeeld prikkelarme rondleidingen aan.

We kunnen boven in de kantoren van alles bedenken, maar uiteindelijk moet het ook aansluiten bij al die verschillende groepen. De vertaalslag van onze informatie – van tekstbordje naar tentoonstelling en uiteindelijk naar verschillende doelgroepen – maken we samen met onze onderwijscollega's.

Steeds vaker betrekken we collega’s van onze Educatie-afdeling al in de vroege fase van het opstellen van de collectie. Zo kunnen we samen kijken wat helder is en wat aanspreekt bij de doelgroepen waar zij verstand van hebben. Een collectie opstellen doe je namelijk niet alleen voor jezelf, maar ook voor en met het publiek.

 

 


 

 

 

 

 

Comments


bottom of page