top of page

Analyse van de representatie van vrouwelijke kunstenaars in Kunstgeschiedenisalgemeen 1 – Honour and Fleming (1988) (2009)

Bijgewerkt op: 1 dag geleden

Algemene Kunstgeschiedenis van H. Honour & J. Fleming is een veelgebruikt boek binnen kunstgeschiedenislessen, zoals op ArtEZ in Zwolle. Zoals de meeste boeken opent het met een inhoudsopgave, die fungeert als een eerste kennismaking tussen de lezer en de tekst. Een inhoudsopgave is niet alleen een naslagwerk dat de navigatie door het boek vergemakkelijkt, maar biedt ook inzicht in de onderwerpen die de auteurs belangrijk vinden en de manier waarop ze de informatie structureren. In dit geval gebeurt dat in chronologische volgorde.

Vanuit deze gedachte is het interessant om de opbouw van de inhoudsopgave nader te

bekijken. De lijst opent met Giotto (ca. 1267–1337), een Florentijnse kunstschilder, en

sluit af met Jasper Johns (1930) en Robert Rauschenberg (1925–2008), twee

Amerikaanse kunstenaars. In totaal worden 99 kunstenaars bij naam genoemd in de

inhoudsopgave, waarvan 98 mannen en slechts één vrouw.

Dit betekent natuurlijk niet dat dit de enige vrouw is die in het boek van 936 pagina’s

wordt genoemd – dat zou wel erg vreemd zijn. Maar het benadrukt wel de onevenredige

aandacht die de mannelijke kunstenaars krijgen ten opzichte van vrouwelijke

kunstenaars. De enige vrouwelijke kunstenaar die expliciet wordt genoemd in de

inhoudsopgave is Berthe Morisot (1841–1895), een impressionist.

Morisot in de teksten


In de tekst wordt Berthe Morisot in de eerste editie van Algemene Kunstgeschiedenis in

beperkte mate besproken. Haar werk wordt kort aangestipt tot het punt waarop haar

huwelijk ter sprake komt, waarna de auteurs overschakelen naar haar mannelijke

tijdgenoten zoals Renoir en Manet. Dit is opmerkelijk omdat de auteurs geen uitgebreide

technische bespreking van Morisot’s schilderijen bieden, terwijl haar mannelijke

collega's, zoals Monet en Renoir, wel uitvoerig worden besproken.


De auteurs geven bijvoorbeeld uitgebreide aandacht aan Monet’s schilderij Impressie,

zonsopgang, waarbij de nadruk ligt op de technische aspecten van zijn werk, zoals

kleurgebruik en compositie:


“…een uitstekend voorbeeld van de wijze waarop Monet een heel doek uitsluitend in

termen van kleur componeerde (blauwen en groenen tegenover gele en oranje tinten, in

plaats van contrasterende donkere en lichte kleuren) en van zijn techniek om een hoog

standpunt te kiezen en zodoende een voorgrond en meestal een horizon overbodig

maken.”


In de bespreking van Renoir’s schilderij Boottochtje ligt de nadruk ook op de technische

uitvoering van het werk:


“Hoewel Renoir aanvankelijk was van zijn ‘regenboogpalet’ het voortouw had genomen,

was hij altijd wat behoudender geweest dan Monet in zijn aandacht voor het menselijke

figuur. Zijn boottochtje uit 1881 is nog in alle opzichten impressionistisch. De

halfdoorzichtige toets is bij uitstek geschrikt voor het weergave van de trillende bladeren,

het beweeglijk glanzende water en de vibrerende trillingen van de lucht in het hoog-

zomerlicht dat, gefilterd door markiesdoek, op het kraakheldere tafellinnen, het kristal

en de zachtroze vleestinten valt.”


Bij Morisot wordt een dergelijke technische benadering echter niet toegepast. Haar werk

wordt meer besproken in termen van haar stijl en de invloeden die ze van Corot ontving,

zonder dat er diep wordt ingegaan op de technische uitvoering van haar schilderijen.

In latere edities van Algemene Kunstgeschiedenis wordt Morisot wel uitgebreider

besproken. Haar werk wordt dan niet alleen in technische zin behandeld, maar vooral in

de sociaal-maatschappelijke context geplaatst. Een voorbeeld hiervan is de bespreking

van haar schilderij Gezicht op Parijs vanaf Trocadéro, waarin wordt opgemerkt dat het

schilderij een sterke link heeft met de Wereldtentoonstelling in Parijs uit 1867, een

thema dat haar persoonlijke en maatschappelijke omgeving weerspiegelt:


“Doordeweeks, als de mannen in de stad hun zaken afhandelden, was het een

gemeenschap die grotendeels uit vrouwen en kinderen bestond. Dat lijkt eigenlijk meer

het onderwerp van Morisots schilderij te zijn dan het verre gezicht van Parijs, waaraan de

twee dames – die er bovendien nog door hekken, de tuin en de rivier ervan worden

gescheiden – geen enkele aandacht aan besteden. Parijs was de stad van de mannen,

van de armen en de hele rijken…”


Kritiek op de benadering van Morisot

Wat opvalt, is dat de auteurs bij Morisot’s werk veel meer de nadruk leggen op de

sociaal-maatschappelijke context dan op de technische uitvoering van haar

schilderkunst. Dit verschilt sterk van de benaderingen van Monet en Renoir, waarbij de

technische aspecten van hun werk centraal staan. Deze keuze roept vragen op over de

manier waarop vrouwelijke kunstenaars worden gepresenteerd in kunsthistorische

literatuur.


In de eerste editie van Algemene Kunstgeschiedenis is er weinig aandacht voor de

formele aspecten van Morisot’s werk. De keuze om haar schilderkunst te bespreken

zonder in te gaan op techniek en compositie kan een indicatie zijn van de

onderwaardering van vrouwelijke kunstenaars in kunsthistorische teksten. In de latere

edities krijgt ze wel meer ruimte, maar de focus blijft sterk liggen op de sociale context in

plaats van de kunst zelf.


De vraag rijst waarom vrouwelijke kunstenaars vaak anders worden besproken dan hun

mannelijke tijdgenoten. Het is goed om te zien dat vrouwelijke kunstenaars, zoals

Morisot, door de jaren heen meer aandacht krijgen, maar het is belangrijk dat deze

aandacht ook de formele kwaliteiten van hun werk omvat. Het blijft echter belangrijk om

kritisch te blijven kijken naar de manier waarop kunsthistorische literatuur vrouwelijke

kunstenaars plaatst, en welke keuzes de auteurs hierin maken. Deze keuzes hebben

namelijk een grote invloed op hoe een kunstwerk wordt ontvangen en gewaardeerd.


Bron:

Honour, H., & Fleming, J. (2010). Algemene kunstgeschiedenis / druk 16.

  Honour, H., Fleming, J., & Creemers, P. (1988). Algemene kunstgeschiedenis.

Comments


bottom of page